Written by Richel Bilderbeek
On the someday'th
Piep...Piep...Piep...Pi*PETS*.
'Uit.', dacht de man en haalde zijn hand van de wekker af. Hij was zo fris als
een hoentje wakker geworden. Hij kon er weer tegenaan. Het eerste ritueel dat
hij uitvoerde als hij wakker was, was om naar de telefoon te lopen. Hij draaide
een nummer: 'Het is nu - vrijdag - 4 - April. Bij de volgende piep is het - 15
- uur - 23 - PIEP'. 'Shit', dacht hij, 'weer verslapen.'. Hij liep naar de
kalender aan een van de muren van zijn kamer, sloeg de maand Maart om en zette
een kruis door het getal 4. Hij begon hardop te praten: 'Het leven is te kort
om je te verslapen, het is te mooi om het niet te leven. Waaraan heb ik dit
verdiend? Ik, die altijd met volle teugen van het leven geniet, moet zo veel
van mijn tijd verspillen met slapen! Waarom ik?'. Hij wendde zich tot een
denkbeeldige God en barstte in huilen uit. En huilen kon hij: binnen vijf
minuten zat er een natte plek met een diameter van een meter in zijn tapijt. De
man huilde efficient. Na vijf minuten vermande hij zich en schonk geen aandacht
meer aan de grote natte vlek in het tapijt. Dat zou wel weer opdrogen. Haastig
liep hij naar de spiegel om zichzelf te bekijken. In het gepolijste metaal zag
hij een mager mensje staan, waarvan hij de ribben kon tellen. Hij zag dat hij
eten moest, voelde dat hij eten moest en liep naar de koelkast in de hoek van
zijn kamer. Hij opende haar deur, maar besefte dat hij weinig kans maakte iets
eetbaars te vinden. De koelkast in kijkend werd hij begroet door een muffe en
zure walm. De man begreep wel, dat zijn theorie niet al te sterk was, maar hij
moest wel proberen. In ieder geval besloot hij om nooit meer verse groente te
kopen. Een blik bonen werd uit een kast gepakt en op het vuur gezet, de
koelkast werd leeggehaald en de bonen werden gegeten. De man kleedde zich aan.
Hij was er nu weer klaar voor. Hopelijk zou het dit keer lang duren.
Hij
liep altijd direct naar buiten als hij wakker werd en gegeten had. En steeds
als hij dat deed, wist hij nog niet precies waar hij heen zou gaan. In de gang
naar zijn voordeur haalde hij zijn agenda te voorschijn. Het zou vandaag zijn
vijfde werkdag zijn. Hij stopte zijn agenda in zijn jaszak en opende de
voordeur. Hij had langs kunnen gaan bij zijn baas, maar hij besefte al dat hij
er uit lag. Inmiddels weten alle uitzendburo dat de man er last van had zich te
verslapen. Althans, zo vertelt de man het aan iedereen. Niemand zou het
begrijpen, dat weet hij al sinds het begon. Hij is vaak onbegrepen aangekeken
en uitgelachen. De man zelf weet slechts dat het nu eenmaal zo is en dat hij
alles doet om uit het leven te halen wat er in zit. Voordat het begon, leefde
nog niet tot de bodem. Hij sliep toen precies steeds 8 uur per dag en was
gehecht geraakt aan de regelmaat van zijn leven, als aan het tikken van zijn
horloge. Hij ging naar school, praatte daar met mensen, ging in het weekend
stappen met vrienden. Vrijdag de stamkroeg van het dorp waar hij toen nog
woonde, zaterdag naar de discotheek. Ze vertelden dan elk zo mooi en stoer
mogelijk over de nietige belevenissen van hun week. Over hoe elke vrouw naar
hun keek en hoe die dan over hun dachten, in welke mate die vrouwen zich
aangetrokken voelden door hun. Hij sloot de voordeur achter zich. De man was
een efficiente denker. Hij rende nu. Bij de keuze om bij het bereiken van de
straat links of rechts te gaan, rende hij willekeurig naar
rechts. Als de man rende, denkt hij nog sneller. Hij dacht aan een vriendin van
hem. De man besefte dat het woord vriendin in zijn leven nog weinig betekenis
had. Echte vriendschappen opbouwen leek de man onmogelijk. Maar toch, het zou
hem kunnen verlossen van zijn vloek: wat als ze samen sliepen? Zou dat dan
slechts liefde of sex zijn? Of zou het meer voor zijn leven gaan betekenen? Dat
laatste hoopte hij. De man dacht na over vrouwen en liefde. Hij glimlacht,
terwijl willekeurig een zijstraat inrent. Maar dan huilt hij, al rennende,
omdat hij gelooft dat dat er voor hem niet in zal zitten. Zal zijn vloek ooit
over zijn?
Het
rennen put hem uit. Zijn magere lichaampje zal het niet lang meer volhouden.
Met tegenzin besluit hij te gaan -langzaam- lopen. Hij spuugde op de grond. Uit
haat voor de wereld, hem zo te laten lijden, een mens met bewustzijn. Hij wilde
tegen een paaltje schoppen,uit haat voor zijn zelfmedelijden. Hij liet een traan,
uit verdriet om zichzelf. Hij lachte, uit liefde voor zichzelf. Hij zou er het
beste van maken. De spuugklodder viel met een zachte pets op de grond.
Hij
zag een junk tegen een muur aan zitten. Zou hij aan de heroine gaan? Waarom
niet? Hij wilde zo gelukkig mogelijk zijn in de tijd dat hij geen levende dood
lijdde. Of hij nou sliep in zijn bed of in de goot, het bleef een groot kwaad.
Maar waarschijnlijk zou hij het slapen in de goot niet lang volhouden. Of zou
misschien dan zijn vloek ophouden; omdat zijn genen er immers toch op
geselecteerd zijn te overleven. Hij wist het niet. Maar hij vond het sowieso
zonde om de gok te wagen: je leven weggooien voor tijdelijk hoogstgeluk,
misschien is hij morgen al genezen en kan hij weer grootse dingen doen. Hij weet
nu hoe te leven met een grote L, dat zal hij niet vergeten. Of is het zijn
vloek die hem dit heeft geleerd? Is het niet zo, dat de dood het leven zin
heeft? En zo ja, dan geeft zijn vloek zijn leven meer zin
dan de dood ooit zal kunnen doen. Of niet? Hij wist het niet. Verward maakten
zijn pupillen rondjes in hun oogkassen. Hij werd duizelig, maar vermande zich
terwijl hij omlaag viel en stond weer recht.
Hij
moest tien seconden wachten, voordat de kroeg waar hij heen was gegaan
openging. Na vijf seconden, voor de deur van deze kroeg, kotste hij zijn
genuttigde maaltijd uit, door het besef van zijn verspilling van tijd. Het
besef van de nu dubbele verspilling van tijd, deed hem kokhalzen. Hij proefde
een klodder bloed in zijn mond en spuugde die, zonder wroeging op de grond. De
kroegbaas, die op het moment van het kotsen van de man de deur open wilde gaan
doen en de man had zien kotsen en de man had zien spugen en de man
verwachtingsvol hem aan had zien kijken en de man had zien glimlachen op het
moment van de klik die het openen van de deur gaf, vroeg aan de man: 'Gaat
het?'. De man knikte en rende zo langzaam mogelijk naar de bar, zodat het op
lopen geleek. Hij bestelde twee bier bij de mooie barvrouw. De tijd dat de
vrouw er over deed om de twee biertjes te tappen, bekeek de man haar
aandachtig. Hoe zou zij zijn? Kan hij wat met haar? Hoe ziet ze er naakt uit?
Hoe zouden haar borsten er uitzien vanaf voren, links, linksvoor,
linkslinksvoor, linkslinkslinksvoor, linkslinkslinkslinksvoor en alle andere camerastanden.
Hij was trots op zijn verworven inzichten in het visualiseren van
driedimensionale objecten. Hoe zou het voelen om met haar naar bed te gaan? Bij
deze vraag ging hij alle standen af die hij kende en verzon er zelfs twee
nieuwe bij. Hij voelde zich hier trots om. Weer wat geleerd. Hij voelde zich
overmoedig worden. Ze wil vast met hem mee naar zijn huis gaan vanavond. Elke
vrouw zou met hem naar huis moeten willen gaan: zulke gedachten waren zeldzaam,
zulke vaardige denkers als hem. Hij besefte zijn overmoed, maar omdat zijn maag
toch al leeg was, kwam er slechts een klodder bloed in zijn mond, die hij
gewoon doorslikte. 'Dat is dan drie euro', zei de barvrouw
terwijl ze de twee glazen op de bar voor hem neer zette.
Tevreden
legt hij zijn hoofd op haar kussen. Hij heeft haar gegeven wat ze wilde, nu
krijgt hij wat hij wil. De liefde bedrijven zonder oprechte liefde is een
verspilling van tijd vindt de man, maar in zijn geval was er meer aan de hand.
Hij was niet in het minst verliefd op haar, maar op zijn eigen leven. Sinds de
middelbare school heeft zijn vloek de fundamenten onder zijn leven weggevaagd.
Misschien is deze vrouw het medicijn van zijn kwaal. En het enige wat hij
hiervoor hoefde te doen was haar dronken voeren, haar naar haar huis tillen en
haar geven wat ze wilde. De ethiek erachter is gemakkelijk egocentrisch te
noemen: hij heeft haar gebruikt, niet voor de sex, maar als middel om zijn
leven terug te krijgen, waarvan de sex de prijs was. Hij besefte dat hij nu in
een kringetje dacht, dat hij zijn gedachten herhaalde. Normaal vindt hij dit
een verspilling van tijd, maar hij weet zeker dat hij morgen om 12:00 's
middags op kan staan, want dan staat zij op. Of is dit ijle hoop? Zou zijn
vloek ervoor zorgen dat ze bijvoorbeeld in haar slaap zou sterven? Of zou hij
haar in zijn vloek meetrekken en haar besmetten? Haar leven verpesten? Zou zij
dan ook zo ongelukkig worden als hem? Of zouden ze samen met hun vloeken samen
oud worden? Dat hij haar besmet heeft tot lotgenoot en vrouw? Hij probeerde te
slapen. Hij was moe. Maar het lukte niet. Toen haar wekker om 12:00 's middags
ging was hij jaloers en blij dat hij haar niet vervloekt had, maar ook
verdrietig, dat ze geen middel tegen zijn kwaal bleek te zijn. Hij geloofde dat
zijn vloek er geen half werk van maakt.
Zondagochtend,
na de kerkdiensten die hij had meegemaakt, zuchtte hij, rende naar huis, zette
zich aan zijn buro om zijn brief, zijn enige hoop, af te maken. De balpen woog loodzwaar,
zijn oogleden waren loodzwaar, zijn handen, armen, benen, vingers, tenen, oren,
haren. Maar hij was sterk. Gedreven door een geweldige wilskracht, zette hij de
punt van de pen op papier waar hij was gebleven. Hij besefte dat hij van alle
mensen misschien wel het meeste wilskracht had en dat dat kwam door de speling
van het lot die de rode draad was van zijn leven. Zijn hele gedrag kon door
zijn vloek verklaard worden. Maar bij zijn vloek hoorde de onmogelijkheid
erover te praten. Als hij zelfs maar het eerste gedeelte van zijn zin vertelde,
verloor hij de controle over zijn lichaam. Ook in het Engels, Frans of zelfs
een zelfverzonnen taal, waarvan hij de grammatica en woordenlijsten van had
verzonnen terwijl hij eens naar een kroeg liep, kon hij niemand erover
vertellen. Hij begon de eerste lijnen te maken van een letter en voelde zich
per micrometer moeier worden. Men zou kunnen denken dat hij te weinig geslapen
heeft en dat klopt, maar de man had reeds ontdekt, dat hij, als hij net wakker
is geworden en aan zijn brief begint, na even veel letters in slaap valt. Zoals
altijd valt hij na twee letters op zijn buro in slaap. Op het briefje valt te
lezen: 'HELP, MIJN WEKKER DOET HET NI'
|